Dyscalculie


Soms lijkt het alsof alle cijfers door elkaar gaan en je weet niet meer waar je moet beginnen...

Dyscalculie betekent letterlijk: niet kunnen berekenen. Het is een term voor hardnekkige problemen met het leren en vlot toepassen van reken- en wiskundekennis.

Dyscalculie zegt niets over je intelligentieniveau, maar wel over de wijze van omgaan en verwerken van kennis. De meeste mensen met dyscalculie hebben het talent van beelddenken.

Beelddenkers verwerken informatie primair met de rechter hersenhelft. Een dominante rechter hersenhelft heeft vaak een zwakkere linker hersenhelft tot gevolg.

















Voor beelddenkers kan rekenen een probleem zijn, omdat bij rekenen meer hersengebieden worden gebruikt, waaronder ook het taalcentrum. Een getal bestaat uit het woord 'vijf, het cijfer '5' en de hoeveelheid *****.
Deze drie aspecten bevinden zich in drie verschillende hersengebieden. Een van deze drie speelt ook een rol bij dyslexie. Daarnaast is bij rekenen ook nog het frontale hersengebied van belang, dat een rol speelt bij planning en probleemoplossing.


Een andere benadering

Per leerling wordt gezocht naar de aanpak die het beste aansluit. Zo wordt gebruik gemaakt van meerdere methodes om tafels aan te leren.

Naast aspecten van de ‘ik leer anders’  methode, biedt de methode ‘Jamara’ een rekenaanpak om kinderen alsnog, opnieuw of beter te leren rekenen.

Jamara
Om te kunnen rekenen moet je de volgende onderdelen van rekenen onder de knie hebben:

Hoeveelheids- en getalbegrip

Getalstructuur

Automatiseringsvaardigheden


Er wordt uitgegaan van de volgende punten:

- eenduidige strategie
- zo concreet en dicht mogelijk bij het kind
- zo min mogelijk handelingen hoeven te verrichten
- zo min mogelijke talige rekenactiviteit
- koppeling hoeveelheidsbegrip en getalbegrip aanbrengen
- inzicht in getalstructuur aanbrengen
- op de juiste wijze leren automatiseren

Jamara gaat altijd terug naar de basis, het fundament moet goed zijn om later met grote getallen te gaan rekenen. Wanneer het fundament tot en met 10 goed is, gaat er pas verder gerekend worden. Per sessie wordt er dan ook gekeken of uw kind toe is aan een volgend niveau.

Er wordt een enkele strategie aangeleerd, die toepasbaar is op alle getallen van 1 tot oneindig. Daarnaast leert het kind rekenen in units in plaats van tellen, waardoor het werkgeheugen niet belast wordt en het kind door kan krijgen hoe een en ander met betrekking tot optellen, aftrekken en inwisselen in elkaar grijpt. 

Tijdens het oefenen worden er zogenaamde ankers aangebracht, waarop het kind kan terugvallen. Dit zijn de steunpunten binnen de rekenhandelingen waarmee het kind niet meer verdwaalt of de kluts kwijt raakt.

Thuis wordt er ook iets van u verwacht. Per dag moet er 1 tot 2 maal geoefend worden. Dit duurt tussen de 5 en de 10 minuten per keer.